| 34235 |
verstopte speen |
verstopte deem:
vǝrstǫptjǝ dīǝm (L369p Kinrooi)
|
Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a]
I-11
|
| 34071 |
vetkoe |
vetkoe:
vɛt[koe] (L369p Kinrooi)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
| 34274 |
vetmesten |
vet drinken:
vē̜t dreŋkǝ (L369p Kinrooi),
vet maken:
vɛt mākǝ (L369p Kinrooi)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
| 19523 |
vetpot |
vetpot:
vètpot (L369p Kinrooi)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 33665 |
vetweide |
vetwei:
vɛtwei̯ (L369p Kinrooi),
vɛtwɛi̯ (L369p Kinrooi)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
| 33756 |
veulen |
veulen:
vø̄.lǝ (L369p Kinrooi)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
| 21537 |
vijf centiem |
knabje:
knaepkə (L369p Kinrooi),
ps. omgespeld volgens Frings.
kneͅpkə (L369p Kinrooi)
|
5 centiem [N 21 (1963)] || dialectnamen van de kleinste geldstukken (met waarde) [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
| 21542 |
vijf frank |
paardsoog:
ps. omgespeld volgens Frings.
pēͅrsauz (L369p Kinrooi),
stuk:
ps. omgespeld volgens Frings.
ei støk (L369p Kinrooi),
vijf frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
vīf fraŋ (L369p Kinrooi)
|
5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] || 5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
kwārtjə (L369p Kinrooi),
ps. omgespeld volgens Frings.
kwārtjə (L369p Kinrooi)
|
25 centiem [N 21 (1963)] || dialectnamen van de kleinste geldstukken (met waarde) [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
| 21621 |
vijftig frank |
vijftig-frankstuk:
ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.
vijftigfrankstuk (L369p Kinrooi)
|
50 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|