33631 |
waterput |
put:
pøt (L369p Kinrooi, ...
L369p Kinrooi),
pøət (L369p Kinrooi),
pøͅt (L369p Kinrooi)
|
[N 12 (1961)] [RND 08] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
24274 |
waterral |
ral:
ral (L369p Kinrooi)
|
waterral (28 onzichtbaar levende vogel van moerassen; roep geluid heel opvallend [kroeïe-kroeï] en geluid of er een varken wordt gekeeld [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterlaag:
wā.tǝrlǭx (L369p Kinrooi),
waterring:
waterring (L369p Kinrooi)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24275 |
watersnip |
watersnep:
of alleen snep
wātərsneͅp (L369p Kinrooi)
|
watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24433 |
watertor |
waterkever:
waterkeever (L369p Kinrooi)
|
watertor: Hoe noemt u de grote zwarte tor die ónder het wateroppervlak leeft? [N100 (1997)]
III-4-2
|
18123 |
waterzucht |
oedeem (gr.):
oedieëm (L369p Kinrooi),
waterzucht:
waterzucht (L369p Kinrooi),
zucht:
zucht (L369p Kinrooi)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zuch(t), het water, waterzuch(t), vocht). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21675 |
wbd: afzeggen |
ongedaan maken:
ps. omgespeld volgens Frings.
ou̯ngədōͅn (L369p Kinrooi),
vernietigen:
verneetige (L369p Kinrooi)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
duur zijn:
ps. omgespeld volgens Frings.
zēn d"r (L369p Kinrooi),
get opbrengen:
ze bringe get op (L369p Kinrooi)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
kloten:
ps. omgespeld volgens Frings.
ēͅ ēt ym gəklōu̯ətʔ (L369p Kinrooi),
verneuken:
ps. omgespeld volgens Frings.
ēͅ ēt ym vərnø͂ͅkt (L369p Kinrooi)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21680 |
wbd: kwaadgeld |
<wat is aan die prijs gelogen>:
waat is aan deè priës geloge? (L369p Kinrooi),
<wieveel gaat daar van af>:
ps. omgespeld volgens Frings.
wīv"l gei̯t doͅvan āf (L369p Kinrooi)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|