24401 |
zilvervisje |
zilvervisje:
zilvervèske (L369p Kinrooi)
|
zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)]
III-4-2
|
20166 |
zindelijk |
droog:
is al druëg (L369p Kinrooi)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 115 (2003)]
III-2-2
|
21572 |
zo arm als ... |
zo arm als job:
hè is zoo erm es jop (L369p Kinrooi)
|
Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
20828 |
zoethout |
kriskoekhout:
kriskukhou̯t (L369p Kinrooi)
|
zoethout [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
20283 |
zogen, voeden (overg.) |
de borst geven:
de borst gaeve (L369p Kinrooi),
de mem geven:
de mem gaeve (L369p Kinrooi),
laten tetteren:
cf. VD s.v. "tetten"= aan de tet zuigen; mar.: "tetteren"is eigenlijk wat anders
laote tèttere (L369p Kinrooi)
|
borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19719 |
zolder |
zolder:
zoͅldər (L369p Kinrooi)
|
zolder [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
19491 |
zolderkamer |
zolderkamertje:
zøͅldərkēͅmərkə (L369p Kinrooi)
|
zolderkamer [N 05A (1964)]
III-2-1
|
26149 |
zomen |
zoomlatten:
zoomlatten (L369p Kinrooi)
|
De drie of vier lange, dunne latten in het hekken die evenwijdig aan de roeden lopen. Zie ook afb. 38. [N O, 2b; A 42A, 64]
II-3
|
32762 |
zonder voor spitten |
paden:
[spaden] (L369p Kinrooi)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
30978 |
zool |
zool:
zōl (L369p Kinrooi)
|
Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33]
I-9
|