17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw slaan:
bunt ɛn blau gəslāgə (L369p Kinrooi)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
34031 |
bonte koe met rode kop |
roodkop:
rou̯ǝtkǫp (L369p Kinrooi)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a]
I-11
|
34038 |
bonte koe met zwarte kop |
zwartkop:
zwartkǫp (L369p Kinrooi)
|
[N 3A, 128]
I-11
|
22552 |
boog |
boog:
beugske
bōͅg (L369p Kinrooi),
flitsboog:
flitsboog (L369p Kinrooi)
|
Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
boͅu̯m (L369p Kinrooi)
|
boom [RND]
III-4-3
|
24127 |
boomkruiper |
boomlopertje:
bau̯mlø͂ͅpərkə (L369p Kinrooi)
|
boomkruiper (12,5 net een muis die tegen boomstammen opkruipt; dun krom bekje; nest in spleten en gaatjes; roep kort hoog [tiet, tiet, tiet]; zang kort tiereliertje [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24128 |
boomleeuwerik |
lulu:
ly(3)̄ly(3)̄ (L369p Kinrooi)
|
leeuwerik: boomleeuwerik (15 alleen in droog terrein (bijv. hei niet veel op trek; zang is heel helder, klokjesachtig [lululululu] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24129 |
boompieper |
pieper:
pieper (L369p Kinrooi),
voor boompieper (36) en graspieper (37)
pīpər (L369p Kinrooi)
|
boompieper || boompieper (15 net een verkleinde uitgave van zanglijster [019]; alleen op droog, open terrein met bomen; zang kanarieachtig in een korte stijg- en daalvlucht; niet zeldzaam [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22339 |
boomvruchten stelen |
pikken:
fruit pikke (L369p Kinrooi)
|
boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
34565 |
boomwagen |
huts:
høts (L369p Kinrooi),
veer:
vēr (L369p Kinrooi)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|