17556 |
zwak en tenger persoon |
zo mager wie een vits:
zoe mager wiej ein wits (L369p Kinrooi)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
34036 |
zwartbonte koe |
zwartbont (bijvgl. nmw.):
zwartbǫnt (L369p Kinrooi)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 126]
I-11
|
33481 |
zwarte bes |
zwarte miemerten:
zwarte miemerte (L369p Kinrooi)
|
I-7
|
34039 |
zwarte koe |
zwarte:
zwartǝ (L369p Kinrooi)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129]
I-11
|
34040 |
zwarte koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (L369p Kinrooi)
|
[N 3A, 130a]
I-11
|
34041 |
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen |
blaar:
blār (L369p Kinrooi)
|
[N 3A, 130b]
I-11
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
zaadkraan:
zōͅtkrōͅn (L369p Kinrooi)
|
kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
nachtschaal:
naxšāl (L369p Kinrooi),
nachtschade:
naxtšā (L369p Kinrooi)
|
Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.]
I-5
|
28598 |
zwavelkaart |
solferkaart:
so.lfǝrkã.rt (L369p Kinrooi)
|
Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
19541 |
zwavelstok |
lucifertje:
soms
lucifèrke (L369p Kinrooi),
stekje:
stekske (L369p Kinrooi),
steͅkskə (L369p Kinrooi),
zwegeltje:
zweegelke (L369p Kinrooi),
zwēgəlkə (L369p Kinrooi)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|