34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
(de koe) hiljtj ǫp (L369p Kinrooi)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
lǭtǝ lau̯pǝ (L369p Kinrooi)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33869 |
de merrie bij de hengst brengen |
naar de hengst gaan:
nǫ dǝn ęŋst gǭn (L369p Kinrooi)
|
[N 8, 43a en 43b]
I-9
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (L369p Kinrooi)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
33872 |
de merrie is niet drachtig |
niet vol:
nēt ˲vǫl (L369p Kinrooi)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
23260 |
de middag luiden |
middag luiden:
t loejt middig (L369p Kinrooi)
|
De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
33926 |
de staart couperen |
zwensen:
zwęnsǝ (L369p Kinrooi)
|
Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d]
I-9
|
34273 |
de stal uitmesten |
afvaren:
āfā.rǝ (L369p Kinrooi)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
19716 |
de was doen |
(het) lijnwaad wassen:
hət lāi̯vənt wasə (L369p Kinrooi)
|
het linnen wassen [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
19440 |
de was mangelen |
mangelen:
ma.ŋələ (L369p Kinrooi),
wringen:
vr‧eŋə (L369p Kinrooi)
|
De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|