e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

Gevonden: 2913
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heksenvlechten heksenvlechten: hɛksǝvlɛxtǝ (Kinrooi) Onontwarbaar kluwen in de manen dat ontstaat doordat vele paarden ''s nachts aan een ketting gebonden worden in plaats van aan een lederen riem. Bij het reiken naar de hooiruif en het op en neer bewegen van het hoofd schuift de ketting over de manenstrang, waardoor ruwe manen (heksenvlechten) ontstaan. Het volksgeloof schreef dit vroeger toe aan het werk van boze geesten, die het paard ''s nachts bereden. [N 8, 22; monogr.] I-9
helemaal, geheel en al aallijk: ālək (Kinrooi) geheel (aallijk) [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
hemel hemel: ēməl (Kinrooi) Hemel. [ZND 01 (1922)] III-3-3
hen met kuikens brok: brok (Kinrooi) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengsel hengel: (h)iŋəl (Kinrooi), eŋəl (Kinrooi, ... ), ingel (Kinrooi) hengsel van een emmer [ZND B1 (1940sq)] || hengsel van een korf [ZND B1 (1940sq)] || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1
hengst hengst: eŋst (Kinrooi) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
hengstebit beugel: bø̄gǝl (Kinrooi), stang: staŋ (Kinrooi) Bit met een beugel in plaats van een kinketting. [N 13, 50] I-10
hengstveulen hengstveulen: eŋstvø̄.lǝ (Kinrooi) Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a] I-9
herdershond schaapshond: šōpsonjtjš (Kinrooi) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herdersschopje schepersschup: šīǝpǝrsšøp (Kinrooi), šīǝpǝršøp (Kinrooi) Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.] I-12