e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deuk in een hoed bluts: blötsj (Klimmen), vouw: vaw (Klimmen) deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] III-1-3
deur deur: dȳǝr (Klimmen), val: bargoens  val (Klimmen) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]deur II-9, III-2-1
deurknop, deurklink klink: klink (Klimmen, ... ), knop: knŏĕp (Klimmen), kruk: krök (Klimmen) Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)] III-2-1
deurkruk, deurklink klink: kleŋk (Klimmen), knop: knup (Klimmen), kruk: krø̜k (Klimmen) Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.] II-9
deurtje in een poortvleugel kleine poort: klęi̯n pǭrt (Klimmen), poortje: pø̜̄rtjǝ (Klimmen) Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d] I-6
deurwaarder deurwaarder: duerwaerder (Klimmen), duërwaerder (Klimmen) de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] III-3-1
devotiecommunie communie (<lat.): de kemune (Klimmen), devotiecommunie (<lat.): devotiekommunie (Klimmen) De devotie-communie. [N 96B (1989)] III-3-3
diabolo diabolo: diabolo (Klimmen) Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)] III-3-2
diagonale pijler diagonaalpijler: diagonaalpijler (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Eisden]) Pijler die niet in de hellingsrichting noch in de strijkrichting van de koollaag ligt maar in een schuine stand tussen deze richtingen in. Een diagonale pijler wordt meestal toegepast in steile lagen om de helling te verminderen en daardoor ook de snelheid van de te vervoeren steenkolen. In halfsteile en vlakke lagen wordt de diagonale pijler soms gekozen om een betere stand ten opzichte van de splijtvlakken te krijgen. [N 95, 285] II-5
diaken diocaan: eine dioceaan (Klimmen) Een geestelijke die een gebied heeft, maar niet mag dopen, begraven of trouwen. [N 96D (1989)] III-3-3