e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluisteren fluisteren: fluustere (Klimmen) lispelen [SGV (1914)] III-3-1
fluiten naar de duiven fluiten: fluite (Klimmen) Hoe noemt U het fluiten naar de duiven? [N 93 (1983)] III-3-2
fluweel, velours velours: flwār (Klimmen) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fokmerrie veulensmeer: vȳǝlǝsmē̜r (Klimmen) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fonkelen, flonkeren fonkelen: fonkele (Klimmen), fónkele (Klimmen), schitteren: sjittere (Klimmen) levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
fooi drinkgeld: drinkgeld (Klimmen) de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] III-3-1
forsgebouwde koe stukkige koe: štø̜kegǝ kǫu̯ (Klimmen), zware koe: žwǭr kǫu̯ (Klimmen) [N 3A, 141a] I-11
framboos framboos: mv: -e  framboose (Klimmen) [DC 13 (1945)] I-7
franciscaan bruine pater (lat.): `ne broene pater (Klimmen), broene pater (Klimmen), eine broene pater (Klimmen), franciscaan: enne fransiskaan (Klimmen) Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)] III-3-3
franje franjel: fraanjel (Klimmen), frānjǝl (Klimmen) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3