e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gewricht gewerf: e gewerf (Klimmen), gewerf (Klimmen), t gewèrref (Klimmen) gewricht [SGV (1914)] || gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] III-1-1
gezellenhuis gezellenhuis: gǝzęlǝhūs (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het gebouw waar vrijgezellen uit andere provincies en landen die in de mijnen komen werken, worden gehuisvest. De invuller uit Q 3 merkt daarover voor de mijnen in Winterslag en Waterschei op dat in Belgisch-Limburg de gezellenhuizen vanwege de franssprekende mijndirecties ten onrechte de naam "hotel" met een bijkomende benaming in het Frans kregen, bijvoorbeeld Hotel Central, Terminus, Concordia, Pologne, enz. [N 95A, 17] II-5
gezelschap compagnie (fr.): de kòmpenie (Klimmen) de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)] III-3-1
gezicht gezicht: gezich (Klimmen), gəzich (Klimmen) gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] III-1-1
gezicht (spotnamen) bakkes: bakkes (Klimmen), baviaan: baviaan (Klimmen), gevreets: gevrééts (Klimmen), gezicht: gezich (Klimmen), knots: knötsj (Klimmen), kop wie een riethamer: ne kop wie ne riethamer (Klimmen), mommegezicht: mommegezicht (Klimmen), muil: Plat.  moel (Klimmen), schone kop: moeilijk leesbaar  sjoene kop (Klimmen), smoel: sjmoel (Klimmen), smoel (Klimmen), snuits: sjnōēts (Klimmen), Plat.  sjnoets (Klimmen), tronie: troonie (Klimmen), zoldesgezicht: zîêne zöldesjgesich (Klimmen) Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] || gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
gezin huishouden: ⁄t hoeshawwe (Klimmen) man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 87 (1981)] III-2-2
gezond gezond zijn: gezónd (Klimmen) Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)] III-1-2
gezongen mis gezongen mis: `n gezònge mès (Klimmen), gezonge mès (Klimmen), hoogmis: hoëmès (Klimmen) Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)] III-3-3
gezwad, regel gemaaid gras gemad: gǝmāt (Klimmen) De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.] I-3
gezwel gezwel: e gezjwèl (Klimmen, ... ) gezwel [bel] [N 10 (1961)] III-1-2