e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hulpwerkzaamheden nevenwerk: nę̄vǝwęrk (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Algemene term voor het aanleggen van spoor, het verlengen van persluchtbuizen en luchtkokers en eventueel ook het maken van een watergoot bij het drijven van een steengang of galerij. [N 95, 799] II-5
hulst hulst: #NAME?  huls (Klimmen), Veldeke  huls (Klimmen) De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)] III-4-3
huppelen huppelen: höppele (Klimmen) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] III-1-2
hurken (zich) hukken: hūke (Klimmen), hūūke (Klimmen, ... ), zich op de hukken zetten: zich op de hūūke zètte (Klimmen), zich oppen huke zètten (Klimmen) hurken [SGV (1914)] || hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
huurpenning meepenning: mijpenning (Klimmen), [beïnvloeding door suggesties "huurpenning [...] worrel, weerder"in de vraagstelling]  d⁄r neijpenning (Klimmen) het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)] || huurpenning [SGV (1914)] III-3-1
huwelijk trouw, de -: trouw (Klimmen) huwelijk [SGV (1914)] III-2-2
huwelijksafkondigingen *trouwbruid: der trouwbreud (Klimmen), roepen: de reup (Klimmen), der roop, mv. reup kriege (Klimmen) De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)] III-3-3
huwelijksexamen op christenleer gaan bij pastoor: op kristeliër gaon biej pesjtoër (Klimmen), trouwexamen: ut trouwexame (Klimmen) Het huwelijksexamen bij de pastoor. [N 96D (1989)] III-3-3
huwelijksmis bruidsmis: de broedsmes (Klimmen), de broedsmès (Klimmen), de broetsmès (Klimmen) De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)] III-3-3
hypotheek hypotheek: ⁄n hypetieëk (Klimmen) de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)] III-3-1