e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jaarring jaarring: jǭreŋ (Klimmen) Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b] I-11
jacquetjak jacquelet (<fr.): [sic; jacquelet?]  sjékkelèt (Klimmen), jak: langer  jak (Klimmen) jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)] III-1-3
jacquetpak jacquet (<fr.): zjakaet (Klimmen), zjekét (Klimmen), lang zwart: lank zjwart (Klimmen) jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)] III-1-3
jagen jagen: jage (Klimmen), trekken: trèkke (Klimmen) voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)] III-3-1
jak basquinetje (<fr.): baskĭĕntje (Klimmen), bloes met lange mouwen en een hoge kraag: blōēs mit lang moewwe en ne hôôge kraag (Klimmen), jak: jak (Klimmen, ... ), kapotje (<fr.): kepőtje (Klimmen), kazavek: kasjevék (Klimmen, ... ), stoep: sjtoep (Klimmen), taillebloes (<fr.): taalje-blōēs (Klimmen) damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak [SGV (1914)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)] III-1-3
jaloers jaloers: zjaloes (Klimmen, ... ) een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloersch [SGV (1914)] III-1-4
jam gelei: zjelei (Klimmen), zjəlei (Klimmen), jam: zjem (Klimmen), zjém (Klimmen) jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)] III-2-3
jammer jammer: ⁄t is jao:mer (Klimmen), ⁄t is jaomer (Klimmen), ⁄t is jáomer (Klimmen), spijtig: ⁄t is sjpietig (Klimmen), zonde: ⁄t is zung (Klimmen) jammer [zund] [N 07 (1961)] III-1-4
janken joenken: Veldeke  joenke (Klimmen) Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)] III-2-1
janplezier bolderwagen: bolderwage (Klimmen), janplezier: janplǝzēr (Klimmen) een grote open wagen met dwarsbanken [bankwagen, sjarban, jan-plezier] [N 90 (1982)] || Vierwielig rijtuig met zes tot acht banken voor een groot gezelschap. De koetsier heeft een aparte bok [N 17, 5; N 101, 12; N G, 51] I-13, III-3-1