33081 |
laag schoven op de wagen |
ring:
reŋk (Q111p Klimmen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (Q111p Klimmen)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
bedding:
będeŋ (Q111p Klimmen),
del:
dęl (Q111p Klimmen),
dɛl (Q111p Klimmen),
schoot:
šō.t (Q111p Klimmen)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
lęi̯ǝgdǝ (Q111p Klimmen)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
stevel:
sjtieëvel (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18359 |
laars met sluitriempje |
rijstevel:
rie-sjtieëvel (Q111p Klimmen)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
gamascheschoen:
kamassje-sjoon (Q111p Klimmen),
rijstevel:
Hier "rie"in de betekenis van paardrijden.
rie-sjtieëvel (Q111p Klimmen)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18374 |
laarzenschacht |
schacht:
sjach (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
stevelschacht:
sjtieëvelsjach (Q111p Klimmen)
|
schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
`t letste evangelie (Q111p Klimmen),
`t lèste ivve(n)gelie (Q111p Klimmen),
`t lètste ivvengilje (Q111p Klimmen)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23506 |
laatste mis |
snapmisje:
sjnapmèske (Q111p Klimmen),
Uitdrukking: `op d`n sjnap`.
e sjnapmèske (Q111p Klimmen)
|
De laatste, vaak korte mis op zondag, de laatste gelegenheid om de mis te horen [snapmèske, gawkletske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|