e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lepel lepel: laepel (Klimmen, ... ), lēͅpəl (Klimmen), lépel (Klimmen) lepel [DC 35 (1963)] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelavegaar sponboor: šponbǭr (Klimmen) De van een T-vormig handvat voorziene boor met een holrond, taps uitlopend boorijzer die dient om het met behulp van de handboor voorgeboorde bomgat en tapgat groter te maken. Zie ook afb. 227. [N E, 48c] II-12
lepelboor lepelboor: lē̜pǝlbǭr (Klimmen) Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.] II-12
lepelrek lepelenbak: lèpelebak (Klimmen), lepelending: laepelledink (Klimmen) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leraar leraar: liëraar (Klimmen), professor (lat.): lieëraar (Klimmen) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leren beenkap gamasche: kamassje (Klimmen), kemassje (Klimmen) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten leren muts: laere-mötsj (Klimmen), motormuts: motor-mutsj (Klimmen) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leren, studeren studeren: sjtudeere (Klimmen) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
lesboek, instructieboek houwersboek: hǫwǝsbōk (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) Instructieboek dat men nodig heeft voor de opleiding tot bijvoorbeeld houwer. [N 95, 994] II-5
letterzetten letterzetten: lętǝrzętǝ (Klimmen) Letters en cijfers schilderen. [N 67, 82b] II-9