25264 |
maatje, maat van 0,1 liter |
maatje:
e mäötje (Q111p Klimmen),
1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.
mäötje (Q111p Klimmen)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32544 |
maatmand |
vatmandel:
vātmandǝl (Q111p Klimmen)
|
Mand met bepaalde inhoudsmaat. Zie ook het lemma ɛvatɛ in wld II.3, pag. 159-160.' [N 20, 50; N 40, 94; N 40, 95; monogr.]
II-12
|
31279 |
machinale hamer |
lochthamer:
loxhāmǝr (Q111p Klimmen),
stamper:
štampǝr (Q111p Klimmen),
stoomhamer:
štǫwmhāmǝr (Q111p Klimmen),
veerhamer:
vē̜rhāmǝr (Q111p Klimmen)
|
Hamer, door stoom, perslucht of elektriciteit aangedreven, waarmee zware voorwerpen kunnen worden gesmeed. De machinale hamer wordt doorgaans alleen in fabrieken en grote smederijen gebruikt. Hij bestaat uit een hamergewicht dat tussen loodrechte rails aan een touw of stang is bevestigd en vanaf een bepaalde hoogte naar beneden kan vallen. Wanneer de hamer door stoom wordt aangedreven, spreekt men van een stoomhamer; een hamer op perslucht wordt luchtdrukhamer genoemd. Bij de veerhamer is het hamergewicht aan een bladveer bevestigd om de hamerwerking te verhogen. De veerhamer wordt onder meer gebruikt bij het smeden van spaden en schoppen. [N 33, 70-72; N 33, 76]
II-11
|
29810 |
machinale steen |
geperste steen:
gǝpē̜̜š˱dǝ štęjn (Q111p Klimmen)
|
Machinaal gevormde baksteen. [N 30, 54f]
II-8
|
24879 |
madeliefje |
weiebloempje:
węi̯ǝblømkǝ (Q111p Klimmen)
|
Bellis perennis L. Een zeer algemeen voorkomend plantje met losse witte bloempjes, die aan de uiteinden paarsrood kunnen aanlopen, met een geel hartje. Het komt voor in weilanden, op gazons en in bermen en bloeit bijna het hele jaar door, vooral van april tot september. Het varieert in hoogte van 5 tot 15 cm en wordt ook vaak meizoentje genoemd. Door de onzekere etymologie van het woord meizoentje, waarin mei- oorspronkelijk vermoedelijk eerder "weide" dan "mei(maand)" betekent, met zijn vele (volksetymologische) vervormingen, is de onderverdeling van de verschillende typen zeer globaal gehouden. Invoeging van -l- (en -r-) komt voor onder meibloempje en meizoetje; de betrokken varianten staan telkens achteraan in de behandeling van de woordtypen; molenzoetje is echter apart gehouden. [A 17, 1a; A 49B, 1a; L 40, 81; monogr.]
I-5
|
27147 |
magazijn |
magazijn:
magazin (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
magǝzīn (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
[Emma])
|
Algemene benaming voor een ondergronds of bovengronds magazijn. Het woordtype "catrîye" is specifiek van toepassing op een ondergronds magazijn. [N 95, 9; Vwo 492; Vwo 222; monogr.]
II-5
|
27248 |
magazijnmeester |
magazijnmeester:
magazīnmęjstǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
magǝzinmęjstǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
[Emma])
|
Opziener over hetgeen in een magazijn boven- en ondergronds voorhanden is. Het woordtype "chef-catrîye" is specifiek van toepassing op de magazijnmeester van een ondergronds magazijn (Vanwonterghem pag. 90). [N 95, 160; Vwo 231; monogr.]
II-5
|
17554 |
mager |
mager:
mager (Q111p Klimmen),
schraal:
sjraol (Q111p Klimmen),
smal:
sjmaal (Q111p Klimmen),
vazel:
vààzəl (Q111p Klimmen)
|
mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
34128 |
mager kalf |
krak:
krak (Q111p Klimmen),
magere krak:
māgǝr krak (Q111p Klimmen)
|
[N 3A, 147b]
I-11
|
33830 |
mager paard |
mager krak:
māgǝr krak (Q111p Klimmen)
|
[N 8, 62m]
I-9
|