e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mager worden vermageren: vermagere (Klimmen) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
magere koe kapstok: kapštǫk (Klimmen), schrankel: šraŋkǝl (Klimmen) [N 3A, 147a] I-11
magere kool magere kool: māgǝrǝ kǭl (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Eisden]) Steenkool met tien tot veertien procent vluchtige bestanddelen. [N 95, 460; monogr.] II-5
mais maïs: mai̯s (Klimmen) Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b] I-4
mais oogsten afbreken: āf˱brɛ̄kǝ (Klimmen) De maïskolven van de planten aftrekken. Het object van de handeling is steeds maïs -vergelijk het lemma ''mais'', 1.2.12- of maïskolven -vergelijk het lemma ''maiskolf'', 1.3.9-.' [N Q, 21; monogr.] I-4
maiskolf kolf: kǫlǝf (Klimmen) Het vruchtbeginsel van de maïsplant. In L 269a wordt het vrouwelijk vruchtbeginsel (kolf) anders benoemd dan het mannelijk beginsel (aar). Zie afbeelding 1, g, 1. [N Q, 20; monogr.] I-4
mak (een) willige: welegǝ (Klimmen), lief: lēf (Klimmen) Gezegd van een zachtaardig, gewillig paard. [JG 1a; N 8, 64i en 64j] I-9
maken maken: makə (Klimmen) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
mal sjabloon: šablōn (Klimmen) Elk van de twee stukken karton, als model gebruikt bij het uitsnijden van de leerhelften voor het haamkussen of kussenleder. [N 36, 15a; Li 1963, 53] II-10
malder, maat van 120 kg rogge malder: 6 vaten rogge  malder (Klimmen) de maat die een gewicht aangeeft van 120 kg rogge [N 91 (1982)] III-4-4