e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mals, gezegd van boter smeert zich goed: de botter sjmiert zich good (Klimmen) mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)] III-2-3
man man: man (Klimmen, ... ), mān (Klimmen) man [RND], [RND], [SGV (1914)] III-3-1
man die de behaalde tijden afleest afblazer: d’r aaflaezer (Klimmen), aflezer: d’r aaflaezer (Klimmen) de man die de behaalde tijden afleest? [N 93 (1983)] || het aflezen van de vastgestelde tijden? [N 93 (1983)] III-3-2
man die de uitslag bepaalt uitteller: d’r oettèller (Klimmen) de man die de uitslag bepaalt? [N 93 (1983)] III-3-2
man, mannelijke zangvogel man: man (Klimmen), mannetje: menneke (Klimmen), vogel: vôêgel (Klimmen) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1
manchet manchet: mansjaet (Klimmen), manzjaet (Klimmen) manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchettenknoop: manzjaetteknuip (Klimmen), manchettenknoopje: manzjaetteknőpkes (Klimmen) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3
mand mandel: maŋǝl (Klimmen), mandeltje: męŋǝlkǝ (Klimmen) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te leren opleerkorf: d’r oplieërkörf (Klimmen) Hoe heet verder in Uw dialect: een mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te "leren"? [N 93 (1983)] III-3-2
mandenhersteller mandelenbodemer: maŋǝlǝbø̜̄mǝr (Klimmen) Mandenmaker die vooral manden herstelt. [monogr.; N 20, 50 add.] II-12