e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijk kuiken haantje: hē̜ntjǝ (Klimmen) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk schaap ram: ram (Klimmen) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif vogel: voigel (Klimmen), ’ne voeëgel (Klimmen) Hoe heet de mannelijke duif? [N 93 (1983)] || Mannetjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
mannelijke eend wenderik: wēndǝrek (Klimmen) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bok (Klimmen), boq (Klimmen), geitenbok: gęi̯tǝbok (Klimmen) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu rekel: Veldeke  raekel (Klimmen) Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)] III-2-1
mannelijke merel man: man, menneke (Klimmen), mannetje: man, menneke (Klimmen), melder: meelder (Klimmen) een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] III-4-1
mannelijke pauw pauwhaan: pau̯hān (Klimmen) I-12
mannenkant kant van de manslui: aan dr kant van de mansluuj (Klimmen), kant van het evangelie: dr kant van t evangelie (Klimmen), mannenkant: dr mannekant (Klimmen), mansluiskant: dr mansliijtskant (Klimmen) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mannenkleren mansluikleren: manslujkleier (Klimmen), mansluujkleijer (Klimmen), manslŭŭjklei-jer (Klimmen), mansluiskleren: manslüjtskleier (Klimmen) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] || Mannenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3