18637 |
meisjespantalon met kanten pijpen |
kanten broek:
kante-brook (Q111p Klimmen),
meidjesbroek:
meidjes-brook (Q111p Klimmen),
meidjesbroek met een klep:
meidjes-brook mit ne klép (Q111p Klimmen)
|
meisjespantalon (vero) met kanten pijpen die tot onder de knieën reiken [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34454 |
mekkeren |
beuken:
bø̜̄kǝ (Q111p Klimmen),
bleken:
blē̜kǝ (Q111p Klimmen)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.]
I-12
|
20970 |
melig |
meelachtig:
± WLD
maeletich (Q111p Klimmen),
melig:
#NAME?
maelich (Q111p Klimmen),
Veldeke
maelig (Q111p Klimmen)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
34237 |
melk |
melk:
melk (Q111p Klimmen),
męlk (Q111p Klimmen),
męlǝk (Q111p Klimmen),
mɛlǝk (Q111p Klimmen)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
33882 |
melk van het paard |
biest:
bīs (Q111p Klimmen),
melk:
mɛlǝk (Q111p Klimmen),
paardsmelk:
pē̜šme̜lǝk (Q111p Klimmen)
|
De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57]
I-9
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zii̯ǝ (Q111p Klimmen)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
34095 |
melkaders |
melksaderen:
mɛlǝksǭrǝ (Q111p Klimmen)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
roomveer:
rǫu̯mvē̜r (Q111p Klimmen)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləgbu.ər (Q111p Klimmen)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
34226 |
melken |
melken:
męlkǝ (Q111p Klimmen),
zijpen:
sipǝ (Q111p Klimmen)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|