17624 |
melktanden |
melktanden:
de mèlkteng (Q111p Klimmen),
méllektèng (Q111p Klimmen)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33554 |
meloen |
meloen:
+ WLD
melŏĕn (Q111p Klimmen),
Veldeke
meloen (Q111p Klimmen)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meine (Q111p Klimmen)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
bok:
bǫk (Q111p Klimmen)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|
20470 |
menstruatie |
klats:
klatsj (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
regels:
reigels (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
20471 |
menstrueren |
de rode vaan uithangen:
de roë vaan oethange (Q111p Klimmen)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
melder:
maelder (Q111p Klimmen),
méélder (Q111p Klimmen),
mêlder (Q111p Klimmen)
|
merel [SGV (1914)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
merk (Q111p Klimmen),
mērreg (Q111p Klimmen)
|
[N 10a (1961)]merg [SGV (1914)]
III-1-1
|
30153 |
mergelblok |
bergblok:
bɛrǝx˱blǫk (Q111p Klimmen
[(meervoud: bɛrǝx˱blø̜k)]
),
mergelblok:
męrǝgǝlblǫk (Q111p Klimmen
[(idem)]
)
|
Mergel is zandsteen met leem en kalk als bindmiddel. Men onderscheidt mergelaarde en mergelsteen. De eerste soort wordt toegepast bij het vruchtbaarmaken van landbouwgrond. De laatstgenoemde wordt, in rechthoekige of vierkante blokken gezaagd, vooral in het zuiden van het onderzoeksgebied gebruikt bij de bouw van huizen of als sierlaag in baksteenmetselwerk. Mergelsteen kan met een mes zeer gemakkelijk bewerkt worden maar is toch tamelijk duurzaam omdat ze onder invloed van het weer vaster wordt. Een van de beste soorten is de Sibbersteen uit de groeven van Valkenburg. [N 30, 55b; N 30, 56; monogr.]
II-9
|
30023 |
mergelkalk |
mergelkalk:
mɛrǝgǝlkalǝk (Q111p Klimmen)
|
Kalksoort die wordt verkregen door mergelsteen in een kalkoven te branden. Van Keirsbilck merkt op pag. 180 over de mergelkalk op: ø̄De mergelkalk heet ook 'leemmergel', als er veel leem in aanwezig is. Om hare mindere deugd, in vergelijking van andere kalksoorten, wordt zij weinig of niet gebruikt.ø̄ Het woordtype 'hydrauliekse kalk' (P 176) is een leenvertaling van het Franse 'mortier hydraulique', ø̄waterkalk, kalk die zonder toevoeging van vreemde bestanddelen in korte tijd onder water verhardtø̄. [N 30, 28c; monogr.]
II-9
|