e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nestei nestei: nesęi̯ (Klimmen) Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.] I-12
nestelen bouwen: boewe (Klimmen), dragen: drage (Klimmen), nestelen: nestele (Klimmen), nistele (Klimmen), slepen: sjleipe (Klimmen), timmeren: tummere (Klimmen, ... ) een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] || nest bouwen || nestelen III-4-1
nestkastje vogelhuisje: voegelhuuske (Klimmen), vogelkastje: voëgelkeske (Klimmen) vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)] III-4-1
nestverlater bijna vlug: is bienao flök (Klimmen), op het uitvliegen: op t oetvlege (Klimmen), uitvliegen: beschr. antwoord: "ze vliegen uit", "ze kunnen uitvliegen", enz.  kint oetvlege (Klimmen), vlug: flök (Klimmen, ... ), is flök (Klimmen) in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)] III-4-1
neus neus: naas (Klimmen, ... ) neus [DC 01 (1931)], [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
neus (spotnamen) bikkel: biGGel (Klimmen), (bikkel)  bigkel (Klimmen), fok: fòk (Klimmen), gevel: gîêvel (Klimmen), ne gieëvel (Klimmen), kokkerel: ne koekerel (Klimmen), komkommer: komkommer (Klimmen), pulverheur: polverhöör (Klimmen), teunis: moeilijk leesbaar  tuunnes (Klimmen), tul: tuul (Klimmen), ( knikker)  n tül (Klimmen), tulder: tûûlder (Klimmen) neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neus van een schoen naas: naas (Klimmen, ... ) neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)] III-1-3
neusgaten neuslokken: de naaslaoker (Klimmen), naasloaker (Klimmen) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusklem ring: reŋk (Klimmen), scheer: šīǝr (Klimmen), tang: taŋ (Klimmen) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11
neusopening (6) naaslok: deəf1 əf2 naaslaoker (Klimmen) neuslok III-3-2