id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22055 | parasieten (alg.) | luizen: luus (Klimmen) | Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: uitwendige parasieten in het algemeen? [N 93 (1983)] III-3-2 |
20560 | parelen | bruisen: broezə (Klimmen), krallen: kralle (Klimmen) | parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)] III-2-3 |
21950 | paren van de duiven | paren: pare (Klimmen) | Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)] III-3-2 |
18406 | parfum | parfum: parfüm (Klimmen), perfuum (Klimmen) | reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)] III-1-3 |
21180 | parlevinker | parlevinker: parlevinker (Klimmen) | het bootje van een koopman te water [parlevinker, ventjager] [N 90 (1982)] III-3-1 |
23283 | parochie | parochie: `n parochie (Klimmen), ein perochie (Klimmen), parochie (Klimmen) | Een parochie. [N 96D (1989)] III-3-3 |
22028 | pas kunnen vliegen | rondtoervelen: hae toervelt get rónd (Klimmen) | Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)] III-3-2 |
34479 | pas uit het ei gekomen kipje | kuikje: kykškǝ (Klimmen) | [N 19, 40b] I-12 |
26692 | pasbrug | licht: lex (Klimmen), lichtbalk: lex˱balǝk (Klimmen) | Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21] II-3 |
23231 | pasen | pasen: Paosje (Klimmen), Posche (Klimmen) | Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)] III-3-3 |