21023 |
beurs |
achter in de kerk:
hae sjtong achter i-gen kirrek (Q111p Klimmen)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20180 |
bevallen |
bevallen:
bevalle (Q111p Klimmen),
een kindje krijgen:
e kindje kriege (Q111p Klimmen)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevêl (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
last:
⁄ne las (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
bevelen:
bevaele (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
(zich) schuiveren:
šuvǝrǝ (Q111p Klimmen),
razelen:
rāzǝlǝ (Q111p Klimmen)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
24545 |
bevertjes |
broodjesgras:
Veldeke trilgras
bruedjesgraas (Q111p Klimmen)
|
trilgras [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34498 |
bevruchten |
treden:
trɛ̄ (Q111p Klimmen)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
krotenstal:
krōatǝštal (Q111p Klimmen),
voerij:
[voerij] (Q111p Klimmen)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
op erwten lopen:
op èèrte loipe (Q111p Klimmen),
vief gaan:
vief gaon (Q111p Klimmen)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32271 |
bewerken met de schaafbank |
voegen:
vōgǝ (Q111p Klimmen)
|
De duigen glad- en in model schaven met behulp van de schaafbank. Op de schaafbank geeft de kuiper de duig zijn uiteindelijke vorm. Hij versmalt de duig van het midden naar de uiteinden toe en hij schaaft de zijkanten schuin. [N E, 19b]
II-12
|