e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poesjenellenkelder poesjenellenkelder: poessjenellekelder (Klimmen) De ruimte waar marionettenvoorstellingen gegeven worden [poesjenellekelder, poesje]. [N 90 (1982)] III-3-2
poetsen, schoonmaken poetsen: poetse (Klimmen), pŏĕtse (Klimmen) Reinigen, poetsen, (poetsen, kuisen, schoonmaken) [N 79 (1979)] III-2-1
poetsmiddel koperpoets: koeëperpoets (Klimmen, ... ), zilverpoets: zilverpoets (Klimmen, ... ) Zacht schuurmiddel voor b.v. zilver of koper (kuis, poets, potlood) [N 79 (1979)] III-2-1
pofbroek pofbroek: poefbrook (Klimmen), pŏĕfbrook (Klimmen) plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)] III-1-3
poffen op de pof gelden: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  op d’r poef gelle (Klimmen), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  op der pŏĕf gèlle (Klimmen), poffen: pufǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  pŏĕffe (Klimmen) afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)] || Gezegd van de vloer van een mijngang die door de druk omhoog komt. De invuller uit Q 15 merkt hierover voor de mijn Maurits op dat het "zwellen" vooral voorkwam, wanneer het vloergesteente van de gang zachter was dan het dakgesteente. [N 95, 388; N 95, 932; N 95, 387; monogr.; Vwo 456; Vwo 612; Vwo 721; Vwo 860] II-5, III-3-1
pofmouw ballonmouw: ballonmŏĕw (Klimmen), pofmouw: poefmoew (Klimmen), pŏĕfmŏĕw (Klimmen) pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)] III-1-3
pokdalig mottig: mottig (Klimmen) pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)] III-1-2
poken ragelen: raochele (Klimmen, ... ), rāōgele (Klimmen), rōͅxələ (Klimmen) Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)] || poken [SGV (1914)] || poken van de kachel III-2-1
pokken pokken: de pokke (Klimmen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: pokken, gezwellen op de huid, vooral de kop? [N 93 (1983)] III-3-2
politieagent bode: (= veldwachter).  bao (Klimmen), police (fr.): pelĭĕs (Klimmen), politieman: politieman (Klimmen) een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)] III-3-1