e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
reinigen (van de hokken) schoonmaken: de hokke sjoeën make (Klimmen) Hoe zegt men: het reinigen van de hokken? [N 93 (1983)] III-3-2
reis reis: ’n reis (Klimmen) het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)] III-3-1
reischaaf reischaaf: rijšāf (Klimmen) Zware, lange schaaf met dubbele beitel, waarmee reeds grof bewerkt hout zuiver glad en recht wordt geschaafd. Het schaafblok van een reischaaf is ongeveer 70 tot 80 cm lang, 7 cm breed en 7 cm hoog. Zie ook afb. 36. De reischaaf wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper schaaft er bijvoorbeeld de bovenkant van de duigen van een vat mee glad. [N 53, 61; N E, 35a; N G, 35b; monogr.] II-12
reiskoffer koffer: koffer (Klimmen, ... ), valies (<fr.): valies (Klimmen) Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)] || koffer [SGV (1914)] III-3-1
reizen op bedevaart gaan: op baevert gaon (Klimmen), op reis gaan: op reis gao (Klimmen), op reis gaon (Klimmen), op stap gaan: op sjtap gaon (Klimmen), reizen: reize (Klimmen, ... ) een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)] || het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)] III-3-1
rek rek: rèk (Klimmen) Soort kast van latten en planken, zonder deur, om iets in op te bergen, b.v. in de keuken (rek, schap, hang) [N 79 (1979)] III-2-1
rekening rekening: ein rêkening sjikke (Klimmen) sturen [een rekening ~] [SGV (1914)] III-3-1
rekruut big: vgl. WBD III, 3.1 (blz. 376): big.  big (Klimmen), rekruut: rekruut (Klimmen), rekrüt (Klimmen) een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)] III-3-1
relikwie relikwien: de rillekwieje (Klimmen, ... ), relekwië (Klimmen), ?  de rillekwieje verieëre (Klimmen) De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)] III-3-3
relikwiekastje reliekschrijn: dr relĭĕksjrīēn (Klimmen), relikwiekastje: relekwiëkeske (Klimmen), relikwienkastje: t rillekwiejekeske (Klimmen) Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)] III-3-3