e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rubber transportband gummiband: gumibant (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Transportband, vervaardigd uit rubber. [N 95, 644; monogr.] II-5
rug croupon: krǝpǫn (Klimmen), pokkel: dr poekel (Klimmen), rug: rök (Klimmen), rək (Klimmen) Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3h; N 36, 6a] || rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] II-10, III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: rø̜k (Klimmen), rø̜q (Klimmen) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
rug van het lemmer rug: röGk (Klimmen), meervoud rögke  rök (Klimmen) De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)] III-2-1
ruggengraat rugstrang: der rögksjtrank (Klimmen), dr röksjtrang (Klimmen) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel ruggenwelver: ne rögkewellever (Klimmen), ruggenwervel: rögkewervel (Klimmen), welver: enne wèllever (Klimmen), wervel: wèrvel (Klimmen) [N 10 (1961)] III-1-1
rugnet groot net: gruǝt nęt (Klimmen), vliegendeken: [vliegendeken] (Klimmen) Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c] I-10
rugriem rugriem: rø̜qrēm (Klimmen), rugzeel: rø̜k˲zęi̯l (Klimmen) Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69] I-10
ruien moeten: moête (Klimmen), muiten: Opm. v.d. invuller: de zin: de moet.  ’t moete (Klimmen), ruizelen: ruuzele (Klimmen) Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)] || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] III-3-2, III-4-1
ruige mest lange mest: laŋǝ [mest] (Klimmen), lange stalmest: laŋǝ štalmęs (Klimmen), ruwe mest: ruu̯ǝ [mest] (Klimmen) Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.] I-1