e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slagschei slagschei: šlāxšęi̯ (Klimmen) De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d] I-13
slagstempel slagnommer: šlāxnomǝr (Klimmen  [(mv -nomǝrǝ)]  ), stempel: štɛmpǝl (Klimmen) Stalen staafje van ongeveer 10 cm lengte met aan de onderzijde een cijfer of letter. De slagstempel wordt gebruikt om opschriften of cijfers in metalen voorwerpen te slaan. [N 33, 268a-b] II-11
slak slak: sjlek (Klimmen, ... ) slak [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)] III-4-2
slakkenhuis slakkenpotje: sjlekkepötje (Klimmen) slakkenhuisje [SGV (1914)] III-4-2
slang slang: Veldeke  ’n sjlang (Klimmen), WLD  sjlang (Klimmen) Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] III-4-2
slangboor schroefboor: šrūf˱bō̜r (Klimmen) Een boorijzer voor hout dat uitloopt op een scherpe centerpunt met daaromheen twee voorsnijders en eventueel twee gutsjes. De schacht is voorzien van een enkele of een dubbele spiraal die niet snijdt, maar dient om het boorsel uit het boorgat te verwijderen. Met dit boorijzer kan men zeer nauwkeurig boren. Zie ook afb. 74a. [N 53, 165; N G, 31b; monogr.] II-12
slank fijn: hae/zie is fien (Klimmen), smal: sjmaal (Klimmen) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)] || zwak, tenger iemand [N 37 (1971)] III-1-1
slaperig slaperig: sjlaoperig (Klimmen) Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)] III-1-2
slappe vilten hoed loesjhoed: lŏĕsj-hood (Klimmen), slappe hoed: sjlappe-hood (Klimmen), sjlappen hood (Klimmen), vilten hoed: vilte hood (Klimmen) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht besleten kwast die haart: dē̜ hø̜̄rt (Klimmen), kwast van een hoddelaar: kwas ˲van nǝ hǫdǝlē̜r (Klimmen) Zie de toelichting bij het lemma 'Goed besleten kwast'. [N 67, 31b] II-9