25228 |
tocht, zuiging van lucht |
daar staat een poort open:
dao sjteit ⁄n paort aope (Q111p Klimmen),
het schupt:
sjöppe (Q111p Klimmen),
⁄t sjöpt (Q111p Klimmen),
het trekt:
trékke (Q111p Klimmen),
trek:
⁄nen trèk (Q111p Klimmen)
|
tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24255 |
tochtig |
bokkig:
bø̜kex (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
bø̜kǝx (Q111p Klimmen),
parig:
paerig (Q111p Klimmen),
spelig:
špēlex (Q111p Klimmen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] || tochtig, verlangend naar de paring, gezegd van vogels (parig) [N 83 (1981)]
I-11, I-12, III-4-1
|
33652 |
toegang tot akker |
opvaart:
opvaart (Q111p Klimmen),
vaart:
vārt (Q111p Klimmen)
|
[N 11, 8]
I-8
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
d⁄r entree (Q111p Klimmen)
|
de prijs die men moet betalen om ergens binnen te komen [entree, inkom, inkomgeld, inkomprijs] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
opvaart:
ǫp˲vārt (Q111p Klimmen)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
33592 |
toekruid, algemeen |
gekruid:
+ WLD
gekruu-je (Q111p Klimmen),
kruid:
Veldeke verzamelnaam
kruijje (Q111p Klimmen)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
I-7
|
22547 |
toepen (kaartspel) |
toepen:
toeppe (Q111p Klimmen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21438 |
toeslag |
schrijfgeld:
⁄t sjriefgeld (Q111p Klimmen)
|
het geld wat men voor kosten boven de koopprijs moet betalen op een veiling [onraad, ongeld, kavelgeld, herengeld, beugelgeld, toeslag] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20141 |
toestel waarin men kinderen leert lopen |
loopkorf:
loupkörref (Q111p Klimmen)
|
toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19261 |
toestemming |
goedkeuring:
goodkäöring (Q111p Klimmen),
toestemming:
toesjtumming (Q111p Klimmen)
|
goedkeuring om iets te mogen doen [toestemming, konsent] [N 85 (1981)]
III-1-4
|