e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
top van de boom doude: dǫw (Klimmen), kruin: krȳn (Klimmen) Vgl. ook afb. 1c. Zie voor de woordtypen doude en doudehout uit respectievelijk Sittard (Q 20), Klimmen (Q 111), Meeswijk (L 424) en Schinnen (Q 32) ook het RhWb I, kol. 1388, s.v. Dolde, ø̄Baumwipfelø̄, en voor het woordtype sop uit Meeuwen (L 364) wnt XIV, kol. 2529, s.v. ɛsop IIIɛ, ø̄topø̄.' [N 50, 7c; N 75, 86b; monogr.] II-12
torengoud dobbel goud: dǫbǝlgǫwt (Klimmen), dubbel goud: dø̜bǝlgǫwt (Klimmen), torengoud: tǭrǝgǫwt (Klimmen) Bladgoud zoals dat bijvoorbeeld voor het vergulden van de haan van de kerktoren wordt gebruikt. Het is volgens de invuller uit L 267 dikker in doorsnede dan normaal bladgoud. [N 67, 11c] II-9
torenhaan t hantje van dn taore?].: dr wèèrhaan (Klimmen), waerhaan (Klimmen), weerhaan (Klimmen), windhaan (Klimmen) De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3
torenspits torenspits: dn taoresjpits (Klimmen), taoresjpits (Klimmen), torespits (Klimmen) De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)] III-3-3
torenuurwerk kerkklok: de kirkklok (Klimmen), kirkklok (Klimmen), kirrekklok (Klimmen), uurwerk: oerwerrek (Klimmen) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
torenvalk torenvalk: taorevalk (Klimmen), tòòrevalk (Klimmen), valk: vallek (Klimmen, ... ) torenvalk || valk: torenvalk (34 bekende vogel met spitse vleugels; vliegt vrij langzaam; hangt vaak stil in de lucht en laat zich dan vallen om een muis o.i.d. te vangen; broedt in boomnest of in torens [N 09 (1961)] III-4-1
tornen lostrochelen: lostrǭxǝlǝ (Klimmen) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
torpedo torpedo: torpedo (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het gewicht dat, nadat de remschijftransporteur is verplaatst, door de leidpijp naar beneden wordt gelaten. Wanneer de torpedo beneden is aangekomen, wordt de transportketting eraan vastgemaakt en het geheel kan dan door de machine naar boven worden getrokken. [N 95, 666] II-5
tortelduif tortelduif: torteldoef (Klimmen), torteldōēf (Klimmen) tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)] III-4-1
traag traag: traog (Klimmen), vuil: voel (Klimmen) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] || traag [SGV (1914)] III-1-4