33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
boͅu̯mkwekər (Q111p Klimmen),
gardenier:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
gardeneer (Q111p Klimmen)
|
[RND 08]
I-7
|
33596 |
tuinmelde |
melde:
+ WLD
melde (Q111p Klimmen)
|
Tuinmelde; (attriplex hortensis) een eenjarig kruid met hartvormige onderste en langwerpige middelste bladeren; vroeger als groente en specerij gebruikt (malum, manne, mel). [N 82 (1981)]
I-7
|
30188 |
tuinmuur |
wand:
want (Q111p Klimmen)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
18710 |
tuinwant |
tuinhaas:
tuunhejsje (Q111p Klimmen),
tūūnhéjsje (Q111p Klimmen)
|
wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19512 |
tuit |
tuitel:
tuitel (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19466 |
turf |
turf:
turf (Q111p Klimmen)
|
turf? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20116 |
turfmolm |
mul:
möl (Q111p Klimmen),
mø̜l (Q111p Klimmen)
|
[SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enquête S samengevoegd met de opgaven van de enquêtevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enquêtes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24]
I-7, II-4
|
27617 |
tussendienst |
tussenschicht:
tø̜šǝšix (Q111p Klimmen)
|
Deze dienst ving gewoonlijk aan twee uren na het begin van de dag-, middag- of nachtdienst. [monogr.]
II-5
|
27830 |
tussengalerij |
tussengalerij:
tø̜šǝgalǝri (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
Galerij die in de strijrichting van de koollaag wordt gedreven tussen twee verdiepingen in. [N 95, 375; monogr.]
II-5
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
harenbos:
hǭrǝbōǝš (Q111p Klimmen),
slak:
šlęk (Q111p Klimmen)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|