e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitnodigen noden: nue (Klimmen) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri de draag laten zien: (de koe) līǝt dǝ drāx ziǝ (Klimmen) Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.] I-11
uitschelden schelden: sjelle (Klimmen), uitschelden: oetsjelle (Klimmen) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitslag onder de neus uitslag: oetsjlaag (Klimmen) Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)] III-1-2
uitsliepen sliepuit doen: sjlīēp ōēt dôôn (Klimmen), uitsliepen: oetsjliepe (Klimmen) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitsluitsel uitdracht: de oetdrach (Klimmen) een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)] III-3-1
uitsoppen gans opstrijken: gans˱ ǫpštrīkǝ (Klimmen), gans uitsoppen: gans˱ ūtsǫpǝ (Klimmen), gans uitstrijken: gans˱ ūtštrīkǝ (Klimmen), uitsmeren: ūtšmiǝrǝ (Klimmen) De verfpot helemaal leegverven. [N 67, 64c] II-9
uitspannen afspannen: āfšpanǝ (Klimmen), uitspannen: utšpanǝ (Klimmen) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitstalling van het allerheiligste uitstelling: oetstelling (Klimmen), uitstelling van het allerheiligste: de oetsjtèlling van `t allerhèlligste (Klimmen), oetsjtelling van `t Allerhèlligste (Klimmen) Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)] III-3-3
uitstallingstroon expositietroon: expositietroeën (Klimmen), troon: dr troeën (Klimmen), troën (Klimmen), uitstellingsplaats: oetsjtellingsplaatsj (Klimmen), uitstellingstroon: oetsjtellingstroeën (Klimmen) De troon, de ruimte of plek boven het tabernakel waar het Allerheiligste wordt uitgesteld. [N 96A (1989)] III-3-3