e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorbruidje engel: der ingel (Klimmen), wit kind: wit kind (Klimmen, ... ) Het bruidje dat de stoet van eerste-communicantjes opent, d.w.z. vooropgaat [veuringel]. [N 96D (1989)] III-3-3
voorde, doorwaadbare plaats door het water gaan: Note v.d. invuller: is omschreven!  durch ⁄t water gaon (Klimmen), door het water lopen: Note v.d. invuller: is omschreven!  durch ⁄t water laope (Klimmen), ondiepe plaats: ondepe plaatsj (Klimmen), voorde: (verouderd).  väörd (Klimmen), Note v.d. invuller: is sterk verouderd en nu ongebruikelijk.  veurt (Klimmen) de plaats waar een weg door een beek of een riviertje gaat, de plaats waar die beek doorwaadbaar is (voorde, voord) [N 90 (1982)] || doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)] III-4-4
voorgeborchte voorgeborchte: t vuergebörchte (Klimmen), t vuërgeborrechte van de hél (Klimmen), ut vogebörgte der hel (Klimmen) Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)] III-3-3
voorgeborchte van de biechtstoel hok: hok (Klimmen), zijkant: zĭĕjkant (Klimmen) Dat gedeelte van de biechtstoel, waar de biechteling neerknielt [voorgeborchte?]. [N 96A (1989)] III-3-3
voorgespannen kap voorspankap: vyǝršpankap (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) Kap die bij voorgedreven betimmering wordt gebruikt en die gedragen wordt door de aan de reeds bestaande ondersteuning bevestigde voorspanbalken. [N 95, 363; monogr.] II-5
voorgevel buitengevelmuur: būtǝgiǝvǝlmūr (Klimmen), buitenmuur: būtǝ[muur] (Klimmen) De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.] II-9
voorhamer voorhamer: vyǝrhāmǝr (Klimmen), vȳǝrhāmǝr (Klimmen  [(gebruikt op zethamer en vlakhamer bij zwaar smeedwerk)]  ) Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c] || Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.] II-11, II-9
voorhoofd voor de kop: veur dər kop (Klimmen) voorhoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
voorhuid eikel: eikel (Klimmen), kopje: köpke (Klimmen), voorhuid: vuërhoed (Klimmen) voorhuid van de penis [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1
voorijzer voorijzer: vȳǝrīzǝr (Klimmen) Hoefijzer voor de voorhoef van het paard. De vorm van het voorijzer is doorgaans ronder dan dat van het achterijzer. Zie ook afb. 223a. [N 33, 353; N 33, 354a; monogr.] II-11