32944 |
vregelstok |
vregel:
vręi̯gǝl (Q111p Klimmen),
vregelshout:
vręi̯gǝlshǫu̯t (Q111p Klimmen),
vregelstek:
vręi̯gǝlštęk (Q111p Klimmen)
|
De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.]
I-3
|
19341 |
vreugde |
freude (du.):
vruid (Q111p Klimmen),
plezier:
plezeer (Q111p Klimmen),
spa (du.):
sjpas (Q111p Klimmen)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] || vreugde [SGV (1914)]
III-1-4
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kammeraot (Q111p Klimmen),
vriend:
eine troewe vrund (Q111p Klimmen),
vrund (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
vrønt (Q111p Klimmen)
|
trouwe [een ~ vriend] [SGV (1914)] || vriend [SGV (1914)] || vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] || vriend(in) [RND]
III-3-1
|
18852 |
vriendelijk |
vriendelijk:
vruntelig (Q111p Klimmen)
|
welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20273 |
vriendin |
vriendin:
vrundin (Q111p Klimmen)
|
vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25203 |
vriesweer |
koud (weer):
kawd-waer (Q111p Klimmen),
vriesweer:
vreez-waer (Q111p Klimmen)
|
vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25200 |
vriezenx |
bakken:
gebakke (Q111p Klimmen),
bikkelen:
biGkelle (Q111p Klimmen),
vriezen:
vreeze (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
(t vrüst, t vroeërt, gevraore) bevreze = bevriezen
vreze (Q111p Klimmen)
|
vriezen [SGV (1914)] || vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
23764 |
vrijdagavond |
vrijdagavond:
d`r vriedigaovend (Q111p Klimmen),
friedigaovend (Q111p Klimmen)
|
De vrijdagavond. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23943 |
vrijdagskost |
vrijdagskost:
vriedagskost (Q111p Klimmen),
vriedigskos (Q111p Klimmen)
|
Het vleesloze eten, een vleesloze maaltijd op een onthoudings-dag ("vrijdagskost"). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20316 |
vrijgezel |
jonkman:
jonkman (Q111p Klimmen),
vrijgezel:
vrĭĕjgezel (Q111p Klimmen),
⁄ne vriegezèl (Q111p Klimmen)
|
vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|