e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijk varken kriem: krēm (Klimmen) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif zij: ziej (Klimmen), ’n zie (Klimmen) Hoe heet de vrouwelijke duif? [N 93 (1983)] || Wijfjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
vrouwelijke eend eend: ē̜nt (Klimmen) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12
vrouwelijke hond, teef moer: moor (Klimmen) teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] III-2-1
vrouwelijke kat kat: Veldeke  kat (Klimmen) Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)] III-2-1
vrouwelijke kip hen: hen (Klimmen) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke kwartel zij: zie-j (Klimmen) het wijfje van de kwartel (zij) [N 83 (1981)] III-4-1
vrouwenkant epistelkant: epistelkant (Klimmen), kant van de vrouwlui: dr kant van de vrouwluuj (Klimmen), vrouwenkant: dr vrouwekant (Klimmen), vrouwluiskant: dr vrouwliijtskant (Klimmen) De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
vrouwenkleren vrouwluikleren: vrouluujkleier (Klimmen), vrouwluiskleren: vrouluuskleijer (Klimmen), vrouwlŭŭjsklei-jer (Klimmen), vrouwlüjtskleier (Klimmen) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] || Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwenondergoed vrouwluiondergoed: vrouwlujongergood (Klimmen), vrouwluujongergood (Klimmen) Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)] III-1-3