e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
werken werken: wirke (Klimmen, ... ), wɛrəkə (Klimmen), ⁄t wirke (Klimmen) arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] || geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] || werken [RND] III-3-1
werken op de boerderij labeuren: labø̄rǝ (Klimmen) Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c] I-6
werken volgens een akkoord in het verdinge werken: en ǝt vǝrdeŋ werkǝ (Klimmen [Maurits]) Werken volgens een akkoord d.i. een hoeveelheid werk die door een groep mijnwerkers moet worden verricht om aan een basisloon te komen. [N 95, 910; monogr.] II-5
werkjasje (van) turks leer: tø̜rǝks lē̜r (Klimmen), kiel: kēl (Klimmen) De kiel die men in L 321 kende, reikte tot even over de heupen, was hoog gesloten en had een klein, staand boordje en twee opgestikte zakken. Het jasje was vervaardigd van lichtbruine 'pilo' ('pi`lo'), een stof die volgens de zegsman gauw vaal werd. [N 30, 5b; monogr.] II-9
werkkleren get ouds: get awds (Klimmen), werkkleren: wirkkleier (Klimmen) De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)] III-1-3
werknummer controlenommer: kontrǫlnomǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Winterslag, Waterschei]), nommer: nomǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) Het werknummer van de mijnwerker dat onder meer op zijn gereedschap, controlepenning en mijnlamp staat. Het nummer is ook van belang in verband met de loonlijst. [N 95, 987; monogr.] II-5
werkpak werkkleder: werǝkklɛjǝr (Klimmen), werkpak: werǝkpak (Klimmen) Volgens de invuller uit Q 121 kende men daar geen speciaal werkpak; men werkte steeds in overall. [N 67, 100b] II-9
werkplaats atelier: atǝljē (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), werkplaats: werkplātš (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), węrekplāts (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Domaniale, Wilhelmina]) [N 95, 10] II-5
werkschoen werkschoen: wirksjoon (Klimmen) ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)] III-1-3
werpen van jongen baggelen: Veldeke varken  bagkele (Klimmen), WLD  baGGele (Klimmen), jongelen: jungele (Klimmen, ... ), Veldeke hond en kat  jungele (Klimmen), WLD  jungele (Klimmen), kalven: Veldeke koe  kawve (Klimmen), WLD  kawve (Klimmen), lammen: Veldeke schaap en geit  lamme (Klimmen), veulenen: Veldeke paard en ezel  vuelene (Klimmen), WLD  vûûlene (Klimmen), werpen: WLD  werpe (Klimmen) Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)] || jongen krijgen III-4-2