e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wikkelen malberen: malǝbǝrǝ (Klimmen), marmeren: marmǝrǝ (Klimmen), wikkelen: wekǝlǝ (Klimmen) Het schilderen van marmeraderen op houtwerk of stucpleister, ter nabootsing van echt marmer. [N 67, 84b; N 67, 85b] II-9
wild onredig: ǫnrøi̯ex (Klimmen), redig: røi̯ex (Klimmen), wild: welt (Klimmen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17] I-11
wild verband gehoddels: gǝhǫdǝls (Klimmen), hoddelenboel: hǫdǝlǝbul (Klimmen), hoddelswerk: hǫdǝlswęrǝk (Klimmen), prutswerk: prøtswęrǝk (Klimmen), wild verband: welt ˲vǝrbant (Klimmen) Metselverband waarbij strekken en koppen zich in een laag op onregelmatige wijze afwisselen. Het wild verband werd na de oorlog veel gebruikt in verband met de toen heersende schaarste aan materiaal (Westra, pag. 21). De term wild verband wordt ook gebruikt voor decoratief metselwerk waarbij verschillende steensoorten onregelmatig door elkaar worden gerangschikt. [N 31, 24f; N 31, 26] II-9
wilde eend wilde eend: wil aend (Klimmen, ... ) eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)] III-4-1
wilde gans gans: gaws (Klimmen), wilde gans: ein wil gaws (Klimmen), wil-gaaws (Klimmen) gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans [N 09 (1961)] || wilde [v] [een ~ gans] [SGV (1914)] III-4-1
wilde hoofdharen verward haar: verword haor (Klimmen) hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)] III-1-1
wilde koe wilde koe: wel [koe] (Klimmen) Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.] I-11
wilde roos (hondsroos, enz.) wild roosje: Veldeke  wil rueskes (Klimmen), wilde roos: -  wil roeës (Klimmen) Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)] || rozebottelstruik (Rosa rubiginosa) [DC 69 (1994)] III-4-3
wilde wingerd wieger: -  wieger (Klimmen), wilde wie: -  wille wie (Klimmen) wilde wingerd [DC 68 (1993)] III-4-3
wilg (alg.) opgaande wijde: -  opgaonde wie (Klimmen), wijde: ⁄n wiej (Klimmen), bv. kop-wÔ´j, treur-wÔ´j, roeë-wÔ´j.  wĭĕj (Klimmen) wilg [N 38 (1971)] || wilg (Salix) [DC 28 (1956)] III-4-3