e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7823
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bunkerruimte bassin: bǝzęŋ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Domaniale]), bunker: bøŋkǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Bunker waarin bijvoorbeeld kolen (Q 121, Q 121c) of cokes (L 426) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 108; monogr.] II-5
bunzing vuur: vuur (Klimmen), uu als in vuren (schieten)  vuur (Klimmen) bunzing [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)] III-4-2
buren (ww.?) genabuur zijn: genaober ziën (Klimmen), naburen: naobere (Klimmen) buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] III-3-1
burgemeester burgemeester: burgemeister (Klimmen), d’n burgemeister (Klimmen) het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)] III-3-1
burijn steekgots: štē̜k˲gutš (Klimmen) Beitel waarvan het beitelblad bestaat uit twee rechte vlakken die een hoek vormen. De vouw zit bij deze beitel aan de buitenkant van de rechte vlakken van het blad. Het blad kan recht of gebogen zijn. De burijn wordt door de meubelmaker gebruikt om V-vormige groeven uit te steken. De wagenmaker brengt er het sierwerk mee aan op karren en wagens. Zie ook afb. 160. [N G, 27a; N 53, 45e] II-12
burrie van de kruiwagen de bomen: dǝ bø̜jm (Klimmen) Het draagvlak van de kruiwagen met de handvatten. [N 98, 44; monogr.] II-8
bus bus: bus (Klimmen), bös (Klimmen) bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)] || een bestuurbaar voertuig op 3 of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin bevindende motor, meestal gedreven door benzine [auto, wagen, kar, tuffer] [N 90 (1982)] III-3-1
busguts busgots: bø̜s˲gutš (Klimmen) De zware holronde beitel met lange steel waarmee het met behulp van avegaar en schulpboor in de naaf geboorde gat passend wordt gemaakt voor de naafbus. Zie ook afb. 194 en het lemma ɛnaafbusɛ in wld II.11, pag. 133.' [N G, 26c] II-12
buskruit kruit: kroet (Klimmen), pulver (<lat.): polfer (Klimmen, ... ), pollefer (Klimmen) buskruit [SGV (1914)] || licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)] III-3-1
buskwast buskwast: bø̜skwas (Klimmen), bussekwast: bø̜sǝkwas (Klimmen) Kwast waarbij de haarbundel in een ijzeren of koperen bus bevestigd is. [N 67, 30b] II-9