24406 |
cocon |
pop:
WLD
pŏĕp (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt u een vlinder in omhulsel [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het omhulsel van rupsen als zij zich inpoppen [N 83 (1981)]
III-4-2
|
28397 |
cokes |
cokes:
cokes (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Willem-Sophia]),
kǫks (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
[Emma])
|
Brandbaar produkt dat overblijft wanneer steenkool door droge destillatie van haar vluchtige bestanddelen wordt ontdaan. [N 95, 469]
II-5
|
27719 |
cokesfabriek |
cokesfabriek:
kǫksfabrik (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Bedrijfsgedeelte van een steenkoolmijn of hoogoven waar cokes geproduceerd worden. De informant van Q 111 vermeldt dat deze fabriek niet voorkwam op de Oranje-Nassaumijnen. Ditzelfde gold voor de mijn van Zolder, aldus de zegsman van K 361. Het woordtype "ammoniakfabriek" werd vroeger in Q 21 gebruikt voor het Stikstofbindingsbedrijf, het chemisch bedrijf van de Staatsmijnen. [N 95, 15]
II-5
|
27720 |
cokesovens |
cokesovens:
(enk)
kǫksoavǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
[Domaniale])
|
Op de cokesfabrieken werd de cokes bereid door de gewassen vette fijnkolen, de cokeskolen, in luchtdicht afgesloten ovenkamers sterk te verhitten. Alleen reeds op de cokesfabriek Maurits beschikte men over 564 van deze ovenkamers (Steenkool 1953 pag. 242). Deze ovens tezamen vormden een bijna één kilometer lange, meer dan 12 meter brede en ca. 7 meter hoge band. Door de cokeskolen sterk te verhitten, zonder dat lucht en vuur deze kunnen bereiken, ontleden zij. Er komen gassen en dampen vrij die uit de oven ontwijken en voor verdere bewerking worden afgevoerd; in de ovens blijft de cokes achter. [N 95, 109]
II-5
|
18518 |
colbertjasje |
jas:
jas (Q111p Klimmen),
korte jas:
korte jas (Q111p Klimmen)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23628 |
collectant |
collectant (fr.):
der kollektant (Q111p Klimmen),
kollektant (Q111p Klimmen),
collecteur (fr.):
kollekteur (Q111p Klimmen)
|
Een collectant, de persoon die met de collectezak of -schaal rondgaat [centevenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23624 |
collecte |
collecte:
de kollekte (Q111p Klimmen),
kollekte (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
De geldinzameling, de collecte [de kollekt?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23630 |
collectebakje |
centenbakje:
centebeksjke (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
centebekske (Q111p Klimmen),
schaal:
sjaol (Q111p Klimmen)
|
Een collectebakje aan een lange steel [centebekske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23625 |
collecteren |
met de schaal gaan:
mit de sjaol gao (Q111p Klimmen),
mèt de sjōl gò (Q111p Klimmen),
met de schaal rondgaan:
mit de sjaol rondgaon (Q111p Klimmen)
|
Met de schaal of het kerkezakje rondgaan in de kerk [róndgooën?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23629 |
collecteschaal |
schaal:
de sjaol (Q111p Klimmen),
sjaol (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
telder:
telder (Q111p Klimmen)
|
De schaal, het bord waarmee in dat geval gecollecteerd werd [schaol, sjaal, telder, klaaterschoeëtel?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|