18252 |
doek |
doek:
dook (Q111p Klimmen),
hèè vreef z⁄n sjoon op mit ne dook (Q111p Klimmen),
plag:
plak (Q111p Klimmen)
|
doek [SGV (1914)] || Doek. Hij wreef z’n schoenen op met ’n doek. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
22350 |
doel bij verstoppertje spelen |
hol:
hōͅl (Q111p Klimmen)
|
Het doel bij het verstoppertje spelen [buut]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17925 |
doelloos friemelen |
duimen draaien:
doeme drieë (Q111p Klimmen)
|
haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25020 |
dof, gedempt van geluid |
diep:
deep (Q111p Klimmen),
dof:
doef (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
hol:
haol (Q111p Klimmen)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
hoorn:
haore (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
vogel:
voigel (Q111p Klimmen),
vôêgel (Q111p Klimmen)
|
een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] || mannetjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
34648 |
dogkar |
dogkar:
doq˱kār (Q111p Klimmen)
|
Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.]
I-13
|
18153 |
dokteren |
dokteren:
doktere (Q111p Klimmen)
|
dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24862 |
dolle kervel |
wilde kervel:
welǝ kęrvǝl (Q111p Klimmen)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.]
I-5
|
18983 |
dom |
dom:
dom (Q111p Klimmen),
dr dom va Kölle (Q111p Klimmen),
dóm (Q111p Klimmen),
enne dom (Q111p Klimmen),
ne döm (Q111p Klimmen),
domkerk:
n domkirk (Q111p Klimmen)
|
Een dom, domkerk. [N 96A (1989)] || niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-3
|
23551 |
domine salvam fac reginam nostram |
domina:
d`n Domina ... (Q111p Klimmen),
domine salvam fac:
Domine salvam fac (Q111p Klimmen)
|
Het gezang na de hoogmis voor de regerende vorst(in), in Nederland: "Domine, salvam fac Reginam nostram"; in België: "Domine, salvum fac Regem nostrum". [N 96B (1989)]
III-3-3
|