33521 |
doperwten |
doperwten:
+ WLD
dopèèrte (Q111p Klimmen),
erwten:
Veldeke
êrte (Q111p Klimmen)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
30738 |
doppen |
rollen:
rǫlǝ (Q111p Klimmen),
toppen:
tupǝ (Q111p Klimmen)
|
Het aanbrengen van kleine vlekjes verf met behulp van een spons. [N 67, 80a]
II-9
|
31501 |
dopper |
dopper:
dø̜pǝr (Q111p Klimmen)
|
Soort stempel met aan één uiteinde een ronde uitholling die wordt gebruikt om de kop van klinknagels af te ronden. Diverse zegslieden kennen doppers van verschillende afmetingen, afhankelijk van de grootte van de klinknagel. Soms zijn de functies van ophaler en dopper in één werktuig gecombineerd. Zie ook afb. 181 en de lemmata "ophaler" en "ophalen" en, in de paragraaf over de nagelsmid, het lemma "nagelijzer". Het woordtype dophamer (L 423, Q 117, Q118, Q 121c) is de benaming voor een bankhamer met een ronde baan en een pen waarin een ronde uitholling is aangebracht. Het werktuig wordt ook gebruikt voor het afronden van klinknagels. [N 33, 291a-b; N 33, 302; N 64, 39f; N 64, 74a; N 66, 6f; N 66, 20a; monogr.]
II-11
|
21311 |
dorp |
dorp:
dörp (Q111p Klimmen)
|
dorp [SGV (1914)]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dø̜lǝpǝr (Q111p Klimmen),
dø̜rǝpǝl (Q111p Klimmen)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
21765 |
dorpsgenoot |
<omschr.> wonen in hetzelfde dorp:
woenen in utzelfde durp (Q111p Klimmen)
|
Noem het (dialect)woord voor: mensen die in hetzelfde dorp wonen als u? [dorpsgenoot] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21544 |
dorpskom |
dorp:
’t dörp (Q111p Klimmen),
dorpskom:
dörrepskom (Q111p Klimmen),
kom:
kom (Q111p Klimmen)
|
het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21710 |
dorpsplein |
plein:
plein (Q111p Klimmen),
plej (Q111p Klimmen)
|
een groot plein in het midden van een dorp [bist, biest, aries] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33120 |
dorsbed aanleggen |
aanleggen:
ālęqǝ (Q111p Klimmen)
|
Het aanleggen van de laag schoven op de dorsvloer; zie de toelichting bij het lemma dorsbed, laag schoven op de dorsvloer (6.1.16). Het object van de handeling is steeds het ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' van het vorige lemma. [N 14, 17b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33119 |
dorsbed, laag schoven op de dorsvloer |
bed:
bęt (Q111p Klimmen),
dorsbed:
dɛš˲bęt (Q111p Klimmen)
|
Voordat men begint te dorsen moeten de schoven op de dorsvloer uitgespreid worden. Meestal worden twee lagen schoven, met de koppen (aren) naar elkaar toe gekeerd, in het midden van de dorsvloer, uitgespreid. In dit lemma staan de benamingen van een dergelijke laag schoven bijeen. [N 14, 20; JG 1a, 1b; L 32, 103; monogr.]
I-4
|