id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
29049 | afdunnen | aanlengen: ānlęŋǝ (Klimmen), afdunnen: āf˱dønǝ (Klimmen), verdunnen: vǝrdønǝ (Klimmen) | Aangemaakte verf na enkele maanden op juiste dikte brengen door toevoeging van lijnolie en terpentijn. [N 67, 27b] II-9 |
34247 | afgeroomde melk | gefietste: gǝvidsdǝ (Klimmen) | De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11 |
18381 | afgesneden laars | driekwartstevel: drie-kwart sjtieëvel (Klimmen) | laars, afgesneden ~ [vlaglaars] [N 24 (1964)] III-1-3 |
34326 | afgetrokken zeug | afgelemmelde zeug: āfxǝlęmǝldǝ [zeug] (Klimmen), afgezoken zeug: af˲gǝzōkǝ [zeug] (Klimmen) | Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12 |
23965 | afgunst | afgunst: aafguns (Klimmen, ... ), aafgunst (Klimmen), jaloezie (<fr.): zjallezie (Klimmen), zjaloezie (Klimmen), zjaloeziej (Klimmen) | Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23966 | afgunstig | afgunstig: aafgunstig (Klimmen, ... ), jaloers: zjaloes (Klimmen, ... ), zjeloes (Klimmen) | Afgunstig. [N 96D (1989)] III-3-3 |
17583 | afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) | polkakop: ne polka-kop (Klimmen), pony: ne ponnie (Klimmen, ... ), struif: ne sjtrōēf (Klimmen) | haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)] III-1-1 |
24920 | afkalven | afschoren: aafsjōēre en invalle (Klimmen) | afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)] III-4-4 |
33130 | afkammen | afkemmen: āfkęmǝ (Klimmen), bijeendoen: bięi̯dōn (Klimmen), schoofreek: šǫu̯frē̜k (Klimmen) | Het uitharken van de dorsvloer wanneer de hele halmen al zijn verwijderd. Dit wordt gedaan om het korte stro bijeen te halen, dat dan in een "kortbussel" wordt gestoken, zie het volgende lemma. Aan de zegslieden is ook gevraagd op te geven met welk gereedschap de dorsvloer wordt afgekamd. Vaak gebeurde dit op meer dan één wijze. Deze vraag leverde de volgende opgaven op: a- met de ''hooihark'' -zie voor de heteroniemen het lemma ''hooihark'' -4,2,4- in aflevering I 3- in K 278, 314, 316, 318, 358, 359, L 211, 214, 215, 244c, 247, 265, 266, 270, 271, 282, 286, 289, 290, 291, 295, 312, 314, 317, 318b, 320c, 321, 321a, 322, 324, 326, 330, 331, 331b, 332, 355, 355a, 360, 366, 369, 370, 371, 372, 373, 374, 382, 387, 413, 414, 416, 420, 422, 425, 0426, 427, 432, P 48, 107a, 175, 176, 176a, Q 2, 2b, 9, 14, 18a, 20, 22, 32a, 71, 72, 78, 94b, 95, 96d, 97, 99*, 101, 111, 111*, 0112, 112b, 113, 117a, 121c, 156, 162, 178, 193, 197, 197a, 198b, 203, 204a, 211; b- met de ''deelhark'' -met ijzeren tanden- in K 358, L 163, 163a, 317, P 213, Q 22, 77; c- met de ''schuurreek'' in L 317 en Q 101; d- met de ''denreek'' in Q 33; e- met de schudgaffel -zie het lemma ''houten gaffel, schudgaffel'' -4,2,1- in aflevering I 3- in L 163, 163a, 265, 268, 289b, 290, 331, 331b, 0426, 432, Q 14, 33, 97, 100, 198b, 203; f- met de -oogst-gaffel- -zie het lemma ''ijzeren gaffel'', ''oogstgaffel'' -4,2,2- in aflevering I 3- in K 358, L 214, 247, 265, 268, 288, 289, 374, 422, 423, 426, 432, Q 98, 121c, 211; g- met de handen in K 314, 357, L 163, 163b, 269, 271, 289b, 295, 314, 320c, 325, 426, P 222, Q 9' [N 14, 27a en 32a; JG 1a, 1b -gedeeltelijk-, 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 27b en 32b] I-4, I-5 |
26617 | afkoelen | afkoelen: āfkø̄̄lǝ (Klimmen), koelen: kø̄̄lǝ (Klimmen) | De temperatuur in (een kamer van) de ringoven langzaam verminderen door er buitenlucht in toe te laten. Het ɛafstoppenɛ werd in Q 83 gedaan door het ɛkotɛ, waarschijnlijk het kijkgat, dicht te gooien.' [N 98, 143; monogr.] II-8 |