e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eker, maat van 11,2 liter eker: 1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.  ieker (Klimmen) de maat die een inhoud aangeeft van 8 kan, 11.2liter [N 91 (1982)] III-4-4
ekster ekster: éékster (Klimmen), ester: aester (Klimmen), êster (Klimmen) ekster [SGV (1914)] || ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)] III-4-1
eksteroog esteroog: aesteroug (Klimmen), êsteraug (Klimmen) likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] || Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)] III-1-2
el, maat van 0,69 m el: elle (Klimmen), ⁄n èlle (Klimmen) de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)] III-4-4
elektrische centrale centrale: centrale (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Wilhelmina]), elektrische centrale: elɛktrišǝ sɛntrālǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Maurits]) [N 95, 21] II-5
elektromonteur elektricien: elɛkrižę̄ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Vakman die op de mijn elektrische licht- en krachtinstallaties aanlegt en repareert. [N 95, 146] II-5
ellende (lijden) elend: ieëlend (Klimmen) een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)] III-1-4
els zuil: zyl (Klimmen) Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.] II-10
endeldarm aarsdarm: dr aasjderm (Klimmen), drer aasjdérrem (Klimmen) endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)] III-1-1
engel engel: `ne ingel (Klimmen), eine ingel (Klimmen), enne ingel (Klimmen) Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)] III-3-3