23713 |
engel des heren |
angelus:
ansjeloes (Q111p Klimmen),
engel des heren:
d`r ingeles ieëre (Q111p Klimmen),
ingel des Hiëre (Q111p Klimmen)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23898 |
engelbewaarder |
beschermengel:
enne besjerremingel (Q111p Klimmen),
bewaarengel:
enne bewaaringel (Q111p Klimmen),
engelbewaarder:
`ne ingelbewaarder (Q111p Klimmen),
eine ingelbewaarder (Q111p Klimmen),
ingelbewaarder (Q111p Klimmen),
schutzengel (du.):
sjötsingel (Q111p Klimmen)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24062 |
engelenmis |
engelenmis:
`n ingelemès (Q111p Klimmen),
ein ingelemes (Q111p Klimmen),
ingelemès (Q111p Klimmen)
|
Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28160 |
engelse sleutel |
engelse sleutel:
eŋǝlšǝ šlyǝtǝl (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Schroefsleutel die wijder en nauwer gesteld kan worden naar gelang de grootte van de moeren. [N 95, 759]
II-5
|
17775 |
enkel |
enkel:
inkel (Q111p Klimmen),
inkəl (Q111p Klimmen)
|
enkel [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
30774 |
enkeldik, dubbeldik vensterglas |
dobbel glas:
dǫbǝl glās (Q111p Klimmen),
dubbeldik glas:
dø̜bǝldik ˲glās (Q111p Klimmen),
enkel glas:
eŋkǝl glās (Q111p Klimmen)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor de dikten van de verschillende soorten vensterglas bijeen geplaatst. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Vensterglas'. [N 67, 89c]
II-9
|
32873 |
enkelvoudig handvat |
handhaaf:
hantǝf (Q111p Klimmen)
|
Handvat van de zeis, indien het er maar één is. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''.' [N C, 3a]
I-3
|
33605 |
enten |
gruffelen:
gruffele (Q111p Klimmen),
gruffelə (Q111p Klimmen),
grøfələ (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
oculeren:
oͅkəlērə (Q111p Klimmen)
|
[RND 08] [SGV (1914)]
I-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
amvelop (Q111p Klimmen),
’n envelop (Q111p Klimmen)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
epistel (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|