23792 |
goede week |
goede week:
de gów wèèk (Q111p Klimmen),
goeweek (Q111p Klimmen)
|
De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
(goed) schieten:
šētǝ (Q111p Klimmen),
(is goed) verschenen:
vǝršīǝnǝ (Q111p Klimmen)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
goowekaup (Q111p Klimmen)
|
goedkoop [SGV (1914)]
III-3-1
|
22657 |
goedkoopste rang in een schouwburg |
engelenbak:
ingelebak (Q111p Klimmen)
|
De goedkoopste rang in een schouwburg [uilekot]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24958 |
golf |
golf:
gollef (Q111p Klimmen)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24959 |
golven ww. |
golven:
golleve (Q111p Klimmen)
|
golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24538 |
gom |
gom:
± WLD
gom (Q111p Klimmen),
hars:
#NAME?
hars (Q111p Klimmen)
|
De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17903 |
gooien |
bekogelen:
bekoeëgele (Q111p Klimmen),
bruien:
brŭŭje (Q111p Klimmen),
brüjje (Q111p Klimmen),
vrij naar het WLD
brŭŭje (Q111p Klimmen),
umbruujje (Q111p Klimmen),
voertbruujje (Q111p Klimmen),
guizen:
goesje (Q111p Klimmen),
gŏĕsje (Q111p Klimmen),
vrij naar het WLD
gŏĕsje (Q111p Klimmen),
kiepen:
kieppe (Q111p Klimmen),
kwakken:
kwakke (Q111p Klimmen),
slingeren:
sjlingere (Q111p Klimmen),
smijten:
sjmiete (Q111p Klimmen),
sjmīēte (Q111p Klimmen),
werpen:
werpe (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
wèrrepe (Q111p Klimmen)
|
gooien [N 26 (1964)] || gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || werpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
30581 |
goudbrons |
goudbrons:
gǫwt˱brons (Q111p Klimmen)
|
Goudkleurig verfpoeder. [N 67, 10a; monogr.]
II-9
|
21627 |
gouden twintig frank |
gouden stuk:
’n gouwwe sjtök (Q111p Klimmen),
napoleon:
Napole-jong (Q111p Klimmen),
(= 20 fr. stuk).
Napolejong (Q111p Klimmen)
|
Betekenis en uitspraak van: napoleon? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] || gouden munt van 20 franc [N 21 (1963)]
III-3-1
|