24318 |
graat |
graan:
graan (Q111p Klimmen),
WLD
graan (Q111p Klimmen),
graat:
Veldeke
’n graat (Q111p Klimmen),
WLD
graat (Q111p Klimmen)
|
graat [SGV (1914)] || Hoe noemt u een been of beentje van een vis (graat, vlim, vin) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21177 |
gracht |
gracht:
grach (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
⁄n grach (Q111p Klimmen),
vijver:
vīēver (Q111p Klimmen),
wijer:
wĭĕ-jer (Q111p Klimmen)
|
een ringkanaal rondom bijv. een vesting; een kanaal met langs de oevers huizen (gracht, wijert, rui, wal) [N 90 (1982)] || gracht [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
20137 |
graf |
graf:
e graaf (Q111p Klimmen),
graaf (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen)
|
Een graf [graf, graaf, jraaf?}. [N 96A (1989)] || graf [SGV (1914)]
III-3-3
|
23481 |
grafkruis |
grafkruis:
e graafkrüts (Q111p Klimmen),
graafkruuts (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Een houten of stenen kruis op een graf [grafkruus, graaf-/jraafkruuts?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23483 |
grafzerk |
grafmonument (<fr.):
graafmonement (Q111p Klimmen),
grafsteen:
graafsjtein (Q111p Klimmen),
graafstein (Q111p Klimmen),
ne graafsjtein (Q111p Klimmen),
grafzerk:
graafzerrek (Q111p Klimmen)
|
Een grafsteen, grafzerk, grafmonument [graf-/graafsteen,-stieën,-sjtein, jraafsjtee, jraafdenkmaal?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21460 |
grap |
grap:
grap (Q111p Klimmen),
wits:
⁄n wiets (Q111p Klimmen)
|
iets mals, iets zots, wat een persoon doet of zegt [grap, scherts, kortswijl, ui, kleutje, truut, spel, krak, zwans] [N 85 (1981)] || ui (grap) [SGV (1914)]
III-3-1
|
19331 |
grapjas |
snaak:
⁄ne sjnaak (Q111p Klimmen),
witzen-maker (< du.):
⁄ne wietsenmaeker (Q111p Klimmen)
|
iemand die altijd grapjes maakt [schacht, grapjas] [N 85 (1981)] || vol grappen, vermakelijk, gezegd van een persoon [plezierig, plezant, grappig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19208 |
grappig |
spaig (du.):
sjpassig (Q111p Klimmen)
|
grappig [SGV (1914)]
III-1-4
|
32848 |
gras |
gras:
grās (Q111p Klimmen)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
32850 |
gras of grasland om af te grazen |
weie(n)voer:
węi̯ǝvōr (Q111p Klimmen)
|
Gras bestemd om afgegraasd te worden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) gras het lemma ''gras''. [N 14, 89b; monogr.]
I-3
|