23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
de groeëte hostie (Q111p Klimmen),
de groëte hostie (Q111p Klimmen),
grote hostie (Q111p Klimmen)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22504 |
grote knikker |
huif:
idem als tuul
hy(3)̄f (Q111p Klimmen),
marbel:
ein marbel (Q111p Klimmen),
dikke stene knikker
malber (Q111p Klimmen),
marbel (Q111p Klimmen),
schiethuif:
gave ronde knikker, meestal en selsere = glazen knikker uit de flessen Selterswater
sjeethuuf (Q111p Klimmen),
tuil:
dikke knikker, te groot om mee te schieten, zodat er enkel mee gegooid wordt
ty(3)̄l (Q111p Klimmen),
tuilaard:
grote stenen knikker
tøͅly(3)̄rt (Q111p Klimmen),
tuilhuif:
WNT: tuil (III), 3. a) [...] aardhoop [...] -- Vandaar: knikker van zwarte potaarde.
ein tuulhuuf (Q111p Klimmen)
|
Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Een grote knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
boomlijster:
baumliester (Q111p Klimmen),
boumlīēster (Q111p Klimmen),
grote lijster:
grôête liester (Q111p Klimmen),
grôête līēster (Q111p Klimmen)
|
grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22141 |
grote mand met diverse onderverdelingen |
vakjeskorf:
d’r veksjkeskörf (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met diverse hokjes, om het inkorven gemakkelijk te maken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22015 |
grote mand met twee verdiepingen |
dubbele korf:
’ne dobbele körf (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met twee verdiepingen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22143 |
grote mand waarin de duiven per trein of vrachtwagen vervoerd worden |
duivenmandel:
de doevemangel (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de grote manden waarin de duiven per trein of vrachtwagen vervoerd worden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25331 |
grote roede, maat van 414 m2 (20 kleine roeden) |
roede:
= 20 vierkante meter.
roe (Q111p Klimmen)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25330 |
grote roede, maat van 414 m2 |
grote roede:
= 20 vierkante meter.
grote roe (Q111p Klimmen)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 407 vierkante meter [grote roede] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22178 |
grote ronde worm in dunne darm |
worm:
wörm (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: grote ronde worm in dunne darm? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
groate poets (Q111p Klimmen),
schoonmaak:
sjoënmaak (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)]
III-2-1
|