20797 |
haring |
haring:
heiering (Q111p Klimmen),
hiering (Q111p Klimmen),
Veldeke
hièëring (Q111p Klimmen),
WLD
hîêring (Q111p Klimmen)
|
haring [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || Hoe noemt u de haring: een slanke, zilverkleurige zeevis met vrij grote doorschijnende schubben, één korte rugvin en een spitse kop waarvan de onderkaak iets uitsteekt. Hij wordt ± 40cm lang (haring, rogel, herrek) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
22590 |
haringrijden |
haringbijten:
hieeringbiete (Q111p Klimmen)
|
Het volksvermaak waarbij van een opgehangen haring de kop moest afgebeten worden terwijl men ernaar sprong [haringrijden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19648 |
hark |
reek:
reek (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt u de hark? (rijf, griesel) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
33310 |
hark, algemeen |
koolhofsreek:
kōǝlǝfsrē̜k (Q111p Klimmen),
reek:
rē̜k (Q111p Klimmen)
|
Gereedschap dat dient om uitgetrokken onkruid bijeen te trekken, afgevallen bladeren te verzamelen, de tuinpaden, het erf en het grind aan te harken, de grond fijn te maken, enz. Het bestaat uit een ijzeren kam van doorgaans ongeveer 30 cm breedte met korte licht gebogen tanden, bevestigd aan een lange steel. Bedoeld is hier het algemene stuk gereedschap dat met name in de moestuin en op het erf wordt gebruikt voor de vele boven opgesomde doeleinden. Specifieke harken met eigen benamingen komen in het lemma Bijzondere Harken aan bod. [N 18, 94; JG 1a, 1b, 2c; A 2, 44; A 28, 1a; A 34, 2a; L 1, a-m; L B2, 239; Lu 6, 1a; S 12; Gwn 8, 4; monogr.; add uit N 14, 97b; N 15, 4; N 18, 93 en 95; N J, 5]
I-5
|
33309 |
harken, werken met de hark |
reken:
rē̜kǝ (Q111p Klimmen)
|
Zie de toelichting bij het lemma Hark, Algemeen. Object van kleinmaken is: kluiten, harde grond; object van zuivermaken is: het bed, de tuin. [JG 1a, 1b; A 28, 1b; L 1, a-m; Lu 6, 1b; S 12; monogr.; add. uit N 15, 3]
I-5
|
33825 |
harmonisch van bouw |
gedrongen:
gǝdrǫŋǝ (Q111p Klimmen),
gesloten:
gǝšlǭtǝ (Q111p Klimmen),
goed gebouwd:
gōt gǝbuu̯t (Q111p Klimmen)
|
Gezegd van een goed gebouwd paard, met korte, gesloten en gevulde flanken. [N 8, 64a]
I-9
|
24710 |
hars |
hars:
#NAME?
hars (Q111p Klimmen),
Veldeke
hars (Q111p Klimmen)
|
Het kleverige plantensap vooral van naaldbomen, dat in de lucht hard wordt (hars, terpentijn, denne-olie, vogeltjeszeep). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17780 |
hart |
hart:
hart (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
hart [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
22549 |
hartenjagen (kaartspel) |
hartenjagen:
hartejage (Q111p Klimmen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20905 |
hartig |
hartelijk:
hartelik (Q111p Klimmen),
hartig:
hartig (Q111p Klimmen)
|
een zoutachtige, pittige smaak hebbend (hartig, hartelijk) [N 91 (1982)]
III-2-3
|