e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huisakker gewande: gewande (Klimmen), gǝwan (Klimmen) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
huishouden huishouden: hoeshauwe (Klimmen) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huisjesslak karakol: Veldeke  ’n karkol (Klimmen), WLD  karkòl (Klimmen) Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)] III-4-2
huismus, mus mus: mösj (Klimmen, ... ) huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vleeg (Klimmen, ... ) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] III-4-2
huisvuil afval: aafval (Klimmen, ... ) Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)] III-2-1
huisweide bleek: bleͅi̯k (Klimmen), de bleik (Klimmen), grasveld: graasveld (Klimmen), huiswei: hūs[wei} (Klimmen) Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] I-7
huiszegen huiszegen: der hoeszaege (Klimmen), hoeszege (Klimmen), huiszengen: d`r hoeszèènge (Klimmen) De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)] III-3-3
huiszegening zegening: zegening (Klimmen) De huiszegening op Driekoningen of op Paaszaterdag. [N 96B (1989)] III-3-3
huiszwaluw zwalber: zjwalber (Klimmen) huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)] III-4-1