18192 |
jurk |
kleed:
kleid (Q111p Klimmen),
t kleid (Q111p Klimmen),
ver zulle dat kleid gans motte losmake ieë ver ⁄t kinne verangere (Q111p Klimmen)
|
jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)] || Jurk. We zullen die jurk helemaal moeten lostornen voor we ’m kunnen veranderen. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
saus:
Syst. WBD
saaws (Q111p Klimmen)
|
Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18232 |
juweel |
edelsteen:
edelsjtein (Q111p Klimmen)
|
een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaak (Q111p Klimmen)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
raak:
de raak (Q111p Klimmen),
de rake (Q111p Klimmen),
tandvlees:
t tandvleisj (Q111p Klimmen)
|
kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17604 |
kaakgestel |
schaar:
sjieër (Q111p Klimmen)
|
kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17743 |
kaal (zijn), kaal hoofd |
blote vot van een arme mens:
blôôte vôt van enne èrme minsj (Q111p Klimmen),
hij kan zich de haren laten snijden met de pats op:
patsj = pet
hae kan zich de haore laote sjnieje mit de patsj op (Q111p Klimmen),
kale kop:
kaale kop (Q111p Klimmen),
kindervotje:
kinger vötje (Q111p Klimmen),
kletskop:
klètsjkòp (Q111p Klimmen),
ne kletsjkop (Q111p Klimmen),
kop wie een kindervotje:
(dit wordt ook van het gezicht gezegd
ne kop wie e kingervötje (Q111p Klimmen),
lang gezicht:
lank gezich (Q111p Klimmen),
plaat:
n plaat (Q111p Klimmen),
plaat (Q111p Klimmen),
volle maan:
volle maon (Q111p Klimmen)
|
kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21912 |
kaal duivenjong |
kleine jongen:
’ne kleine jónge (Q111p Klimmen)
|
een jong van enkele dagen oud, nog met haar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21047 |
kaam |
kaam/kamen:
kø̜̄m (Q111p Klimmen)
|
Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.]
II-2
|
20768 |
kaantjes |
krapjes:
krepkes (Q111p Klimmen),
krappen:
krappe (Q111p Klimmen)
|
vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)]
III-2-3
|