e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kap van een lange schoudermantel kap: kap (Klimmen), muts: mutsj (Klimmen, ... ) kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)] III-1-3
kap van het rijtuig dak: dāk (Klimmen) Kap van het rijtuig. Deze kap kan bij de meeste rijtuigen opengeklapt worden. [N 101, 15] I-13
kapelaan kapelaan: `ne kaplaon (Klimmen), eine keplaon (Klimmen), enne keplaon (Klimmen), kapelanij: van de kapelaan  de kapelaniej (Klimmen) Een kapelaan [ôngerpastoeër]. [N 96D (1989)] III-3-3
kapelletje kapel: kepél (Klimmen), n kapel (Klimmen), kapelletje: e kapelke (Klimmen), kapelke (Klimmen), kepélke (Klimmen) Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaphamer kaphamer: kaphāmǝr (Klimmen), steenkapper: štęjnkapǝr (Klimmen) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de bikhamer heeft aan één uiteinde een horizontale, spits toelopende staart, terwijl het andere uiteinde van een verticale, spits toelopende staart is voorzien. Er bestaan ook uitvoeringen waarvan de kop aan één kant is uitgevoerd met een dik vierkant uiteinde, terwijl de andere kant een horizontaal spits toelopende staart heeft. Zie ook afb. 8. Het woord 'verkeerhamer' werd volgens Van Houcke (pag. 132) in Turnhout en omgeving gebruikt. [N 30, 15a; monogr.] II-9
kapheep heep: hiǝp (Klimmen), wapen: wǭpǝ (Klimmen), zeissele: zęsǝlǝ (Klimmen) Hakmes waarmee men mortelresten van oude metselstenen verwijdert. Zie ook afb 10. [N 30, 15d; monogr.] II-9
kapmantel caban (fr.): kabao (Klimmen), kaba͂o (Klimmen), Uitspr. als Fr. cabon.  kabao (Klimmen), fuik: [sic]  fōēk (Klimmen), huik: Van Dale: I. huik, 1. lange kapmantel zonder mouwen, voorheen zowel door mannen als door vrouwen gedragen.  hōēk (Klimmen, ... ), kapmantel: kapmantel (Klimmen), wijde, losse mantel: wiĕj-je losse mantel (Klimmen) jak; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapmes kapmes: kapmɛts (Klimmen) Mes dat wordt gebruikt voor het uithakken van oude stopverf uit sponningen. [N 67, 54d] II-9
kapoets kapoets: Caban.  keboetsj (Klimmen) kapoets, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kapothoedje kapothoedje (<fr.): Klein hoedje met strikken onder de kin.  kapotheudje (Klimmen), zie afb. 039c.  kepötheudje (Klimmen) kepothoedje, kaputje, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3